Zijnerf: vertakking van de hoofdnerf die water en opgeloste stoffen vervoert van en naar delen van het blad.
Planten 3
Bladmoes: weefsel tussen de nerven van het blad.
De cellen van bladmoes bevatten bladgroenkorrels.
Hoofdnerf: belangrijkste aan- en afvoerweg van water met opgeloste stoffen naar en van delen van het blad.
Bladsteel: verbindt het blad met een tak.
Bladschijf: gehele blad.
Enkelvoudig
Bladeren die uit één bladschijf bestaan. Elk blad heeft zijn eigen bladoksel.
Handvormig samengesteld
Blad dat bestaat uit losse bladschijven in de vorm van een hand. Er is één okselknop. Het geheel is één blad.
Veervormig samengesteld
Blad dat bestaat uit losse bladschijven in de vorm van een veer. Er is één okselknop. Het geheel is dus één blad.
Er zijn ook grote verschillen als je kijkt naar de bladrand. Bekijk de vijf voorbeelden.
Bladeren kunnen er heel verschillend uitzien.
Je kunt bladeren onderverdelen in:
• enkelvoudige bladeren: elk blaadje op de stengel heeft in de bladoksel een okselknop.
• samengestelde bladeren: bladschijf is diep ingesneden waardoor er deelblaadjes ontstaan op de hoofdnerf, maar er is één okselknop.
Groene bladeren bevatten blad-groenkorrels. Daardoor vindt er in groene bladeren fotosynthese plaats. Bij de fotosynthese worden water en koolstofdioxide met behulp van zonlicht omgezet in glucose en zuurstof.
Om koolstofdioxide op te kunnen nemen en de zuurstof af te kunnen heeft de plant huidmondjes. Het open- en dichtgaan van de huidmondjes wordt geregeld door twee sluitcellen.
De zaadplanten hebben drie hoofdorganen: wortel, stengel en blad.
In een blad (of bladschijf) kun je vaak een hoofdnerf en meerdere zijnerven onderscheiden.
De nerven zorgen voor aan- en afvoer van water en mineralen.
In de nerven bevinden zich daarvoor kleine buisjes: de vaten.
Tussen de nerven zit bladmoes.