Mens en milieu 2

add close

Orgaanstelsel

Een orgaanstelsel bestaat uit verschillende organen die met elkaar samen werken.

add close

Organisme

Organisme is een levend wezen.
Een organisme bestaat uit orgaanstelsels.

add close

Orgaan

Een orgaan heeft één of meerdere functie.
Een orgaan bestaat uit weefsels.

add close

Weefsel

Een weefsel is een groep cellen met dezelfde functie en ongeveer dezelfde vorm.

add close

Cel

Een cel is een bouwsteen van een organisme.

add close

Hart 

Pompt bloed door het lichaam.

add close

Aorta 

Grootste slagader, voert zuurstofrijk bloed naar het lichaam. In een afbeelding is zuurstofrijk bloed meestal rood.

add close

Holle ader 

Voert zuurstofarm bloed terug naar het hart. In een afbeelding is zuurstofarm bloed meestal blauw.

add close

Luchtpijp 

Stevige buis met kraakbeenringen waardoor de ingeademde lucht naar de longen gaat. De luchtpijp kan afgesloten worden door het strotteklepje.

add close

Long 

In de long zitten longblaasjes. Daar vindt de gasuitwisseling plaats. Zuurstof wordt opgenomen, koolstofdioxide uitgescheiden.

add close

Bronchie

De luchtpijp vertakt in bronchiën naar de twee longen toe.

add close

Slokdarm 

Voert via peristaltische bewegingen voedsel van de mond naar de maag.

add close

Maag

Gespierd orgaan in de buikholte waarin het voedsel tijdelijk wordt opgeslagen en verteringssappen worden afgescheiden.

add close

Dunne darm 

In de ongeveer 6 meter lange dunne darm vindt vertering plaats en worden voedingsstoffen door het bloed opgenomen.

add close

Biceps 

Spier die het mogelijk maakt om je arm te buigen.

add close

Buikspier 

Buikspieren beschermen de buikholte en maken bewegingen mogelijk.

add close

Dijspier

Deze spier heeft  een belangrijke functie bij het lopen.

add close

Ribben

Ribben beschermen de longen en het hart.

add close

Ruggenmerg

Deel van het centrale zenuwstelsel binnen de wervelkolom.

add close

Gezichtszintuigen

Ligging: ogen

Adequate prikkel: licht

add close

Gehoorzintuigen

Ligging: oren.

Adequate prikkel: geluid.

add close

Reukzintuigen

Ligging: neus.

Adequate prikkel: geur.

add close

Smaakzintuigen

Ligging: mond/tong.

Adequate prikkel: zoet, zout, zuur, bitter en umami

add close

Zaadleider: Vanaf de zaadballen lopen de zaadleiders naar boven. Ze passeren de zaadblaasjes en de prostaat. Die maken zaadvocht. Zaadvocht en zaadcellen samen vormen sperma.

add close

Eikel: Punt van de penis met een dunne gladde huid die gevoelig is voor seksuele prikkels.

add close

Balzak (scrotum): In de balzak liggen de twee teelballen. In de teelballen worden zaadcellen gemaakt. Hormonen bevorderen de productie van zaadcellen.

add close

Wervelkolom

De wervelkolom geeft stevigheid en beschermt het ruggenmerg.

add close

Dijbeen

Groot bot in het bovenbeen.

add close

Hersenen

Deel van het centrale zenuwstelsel in de schedelholte.

add close

Zenuw

Bundel uitlopers van zenuwcellen, omgeven door bindweefsel.

add close

Vanaf de zaadballen lopen de zaadleiders naar boven. Ze passeren de zaadblaasjes en de prostaat. Die maken zaadvocht. Zaadvocht en zaadcellen samen vormen sperma.

add close

De eikel is de punt van de penis met een dunne gladde huid die gevoelig is voor seksuele prikkels.

add close

In de balzak liggen de twee teelballen.
In de teelballen worden zaadcellen gemaakt.
Hormonen bevorderen de productie van zaadcellen.

add close

De baarmoeder is zo groot als een kleine vuist. De wand van de baarmoeder bestaat uit spieren plus een slijmlaag. De baarmoeder is hol. De holte staat in verbinding met de vagina. In de baarmoeder kan een bevruchte eicel uitgroeien tot een baby.

add close

De twee eierstokken zijn ongeveer zo groot als een golfbal. In de eierstok worden eicellen gemaakt. Bij meisjes vanaf ongeveer elf jaar wordt er elke maand een eicel rijp.

add close

De vagina (schede) verbindt de baarmoeder met de buitenwereld. De vagina is het geboortekanaal waardoor de baby geboren kan worden.

Van cel tot organisme Bloedvatenstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het bloedvatenstelsel.

Het bloedvatenstelsel bestaat onder andere uit het hart, de aorta en de aderen.

Ademhalingsstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het ademhalingsstelsel.

Onderdelen van het ademhalingsstelsel zijn onder andere de luchtpijp, de bronchiën en de longen.

Verteringsstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het verteringsstelsel.

Drie organen die deel uit maken van het verteringsstelsel zijn de slokdarm, de maag en de dunne darm.

Uitscheidingsstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het uitscheidingsstelsel. Dit stelsel zorgt ervoor dat vieze of schadelijke stoffen uit het lichaam worden verwijderd. Tot het uitscheidingsstelsel behoren de nieren, de urineleider, de blaas en de plasbuis.

Hormoonstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het hormoonstelsel.

Het hormoonstelsel bestaat uit hormoonklieren. Deze klieren geven hormonen af aan het bloed. Je hebt hormonen die de groei beïnvloeden, je hebt hormonen die invloed hebben op de voortplanting en je hebt bijvoorbeeld hormonen die effect hebben op de stofwisseling.

Spierstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het spierstelsel.

Voorbeelden van spieren in dit stelsel zijn de biceps, de buikspier en de dijspier.

Botstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het botstelsel of beenderenstelsel.

Voorbeelden van botten zijn de ribben, de botten in de wervelkolom en het dijbeen.

Zenuwstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het zenuwstelsel.

De hersenen, de ruggenmerg en de zenuwen maken deel van het zenuwstelsel.

Zintuigstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het zintuigstelsel.

Het zintuigstelsel zorgt ervoor dat we de buitenwereld kunnen waarnemen.

Voortplantingsstelsel man

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het voortplantingsstelsel van de man.

Onder andere de zaadleiders, de eikel en de balzak maken deel uit van dit stelsel.

Voortplantingsstelsel vrouw

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het voortplantingsstelsel van de vrouw.

Onderdelen van dit stelsel zijn onder andere de baarmoeder, de eierstok en de vagina.

Als je inzoomt op een organisme, zie je steeds kleinere eenheden. 

Van groot naar klein is dat: organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel.