Planten 4

add close

Stempel

Bovenste, vaak plakkerige deel van de stamper.

add close

Stijl 

Deel van de stamper tussen vruchtbeginsel en stempel.

add close

Vruchtbeginsel

Onderste deel van de stamper.

add close

Zaadbeginsel 

In het zaadbeginsel bevindt zich de eicel.

add close

Kelkblad 

Meestal groen, blad dat de knop beschermt.

add close

Kroonblad 

Meestal gekleurd blad dat bij veel bloemen dient om insecten aan te lokken.

add close

Helmknop 

Bovenste gedeelte van de helmdraad waar stuifmeel gevormd wordt.

add close

Helmdraad

Draad waar de helmknoppen aan vast zitten.

add close

Bloembodem 

Stuk van de stengel waar het vruchtbeginsel op staat.

add close

Bloemsteel 

Stengel waar de bloem aan vast zit.

add close

Stempel 

Bovenste, vaak plakkerige deel van het vruchtbeginsel.

add close

Stijl

Stuk van de stamper tussen het vruchtbeginsel en de stempel.

add close

Vruchtbeginsel 

Onderste deel van de stamper.

add close

De eicel is de vrouwelijke voortplantingscel. In de eicel zit de kern

De kern bevat de chromosomen met de erfelijke eigenschappen.

add close

Stuifmeelkorrels zijn te vergelijken met zaadcellen bij dieren: de mannelijke voortplantingscellen.

In de helmhokjes worden stuifmeelkorrels gemaakt.

add close

Helmknop 

De helmknop bestaat uit enkele helmhokjes.

add close

Helmdraad

De helmdraad draagt een helmknop.

add close

Zaadbeginsel

Ontwikkelt zich na bevruchting tot zaadje.

add close

De meeldraad is het mannelijke deel van een bloem.

De meeldraad bestaat uit een helmknop en een helmdraad.

add close

Windbloemen

Niet alle bloemen worden bezocht door insecten. De wind kan ook zorgen voor het overbrengen van stuifmeel van de ene naar de andere bloem. Je spreekt dan van windbestuiving. Dit zijn windbloemen.

Je herkent windbloemen aan groene en kleine kroonbladeren. De stempel en meeldraden hangen uit de bloem. De meeldraden maken veel lichte stuifmeelkorrels aan.

add close

Insectenbloemen

Veel bloemen hebben mooie kleuren, grote kroonbladeren, ruiken en hebben nectar. Allemaal om insecten aan te trekken. Het stuifmeel van deze insectenbloemen is ruw en kleverig.
De kroonbladeren van de bloem zijn felgekleurd en groot. De bloemen hebben nectar en ruiken vaak. De stempel en de meeldraden bevinden zich in de bloem. Insecten nemen bij een bezoek aan een bloem, stuifmeelkorrels mee naar een andere bloem van dezelfde soort. Dit noem je insectenbestuiving.

Bloemen - bouw Bloem - stamper en meeldraden

Veel bloemen bestaan uit een mannelijk deel en een vrouwelijk deel.

Het vrouwelijke deel van de bloem is de stamper. De stamper bestaat uit stempel, stijl en vruchtbeginsel.

Het mannelijke deel van de bloem zijn de helmdraden met de helmknoppen waar het stuifmeel wordt gevormd.

Bloemen – functie

Bloemen dienen voor de geslachtelijke voortplanting.

Als een stuifmeelkorrel op een rijpe stempel komt, spreek je van bestuiving. Vervolgens groeit uit de stuifmeelkorrel een stuifmeelbuis. Deze buis gaat door de stempel en de stijl via een opening in het zaadbeginsel naar de eicel.

Daarna versmelten de kernen van de eicel en stuifmeelkorrel zich met elkaar (= bevruchting). Voor elke eicel is een aparte stuifmeelkorrel en dus ook een aparte stuifmeelbuis nodig.
Elk zaadbeginsel ontwikkelt zich nu tot een zaad; uit elke bevruchte eicel groeit een kiempje. Het vruchtbeginsel vormt de vrucht.

Rotate your tablet/phone for the best view.