Ademhaling: Ademhaling bij dieren
Volwassen kikkers hebben geen kieuwen meer. Kikkers ademen door hun huid en hebben ook longen.
Luchtpijp
Via de luchtpijp stroomt er lucht van mond naar longen.
Ribben
Door de ribben te bewegen wordt de borstkas afwisselend vergroot en verkleind.
Longen
De longen nemen zuurstof op en geven het af aan het bloed.
Ademhaling jachtluipaard
Bij een jachtluipaard wordt het middenrif elke keer boller gemaakt als de achterpoten naar voren gaan. Daardoor wordt de lucht uit de longen met grote kracht naar buiten geblazen. Als de achterpoten weer naar achteren gaan, wordt er lucht aangezogen.
Ademhaling bij insecten
Insecten ademen door hele kleine gaatjes in hun lichaam: stigmata. Deze gaatjes zijn verbonden met een netwerk van buisjes die tracheeën heten. Al deze tracheeën samen vormen het tracheeënstelsel van een insect. Rond de tracheeën bevindt zich de lichaamsvloeistof van een insect. Deze lichaamsvloeistof neemt de zuurstof op uit de tracheeën. De lichaamsvloeistof wordt in beweging gehouden door meerdere harten. Daardoor komt de zuurstof met de lichaamsvloeistof overal in het lichaam van het insect.
Bij salamanders bevinden de kieuwen zich ook bij volwassen dieren buiten het lichaam. Veel salamandersoorten nemen zuurstof op via zowel de huid als de kieuwen.
Jonge amfibieën zoals kikkervisjes ademen vooral met de huid van hun grote staart. Behalve huidademhaling hebben kikkervisjes ook kieuwen. Bij jonge kikkervisjes bevinden de kieuwen zich buiten het lichaam. Als ze groeien, worden de kieuwen bedekt.
Ademhaling bij sponzen en holtedieren
De cellen van sponzen en holtedieren liggen dicht gij de buitenkant van het lichaam. De huid van deze dieren is dun en vochtig. Sponzen en holtedieren halen adem door hun huid (huidademhaling).
Ademhaling bij wormen
De huid van wormen is dikker dan de huid van sponzen en holtedieren. Toch ademen wormen ook met hun huid. Omdat zuurstof de cellen aan de binnenkant niet snel genoeg bereikt, hebben wormen een bloedsomloop. De bloedsomloop vervoert de opgenomen zuurstof naar de cellen.
De kieuwen zijn rood omdat rode bloedcellen er zuurstof opnemen.
De kieuwen van een vis bevinden zich onder het kieuwdeksel. In de tekening is het kieuwdeksel weggehaald zodat je de kieuwen kunt zien.
Bloed stroomt langs de kieuwen neemt de zuurstof uit het water op.
Vervolgens wordt de zuurstof door het bloed afgegeven aan de organen.
Luchtzakken en longen
Vogels hebben twee paar luchtzakken. De voorste luchtzakken en de achterste zakken. De luchtzakken staan weer in verbinding met de holtes in de botten. Sommige vogelsoorten hebben wel negen luchtzakken. De longen vullen die lucht aan met buitenlucht. In de longen wordt zuurstof aan het bloed afgegeven door middel van kleine buisjes waar bloed omheen stroomt. Als de borstkas kleiner wordt, gaat de lucht uit de luchtzakken via de longen naar buiten. Door de ademhaling met luchtzakken stroomt er voortdurend lucht door de longen.
In- en uitademing bij zoogdieren
Bij inademing trekt het middenrif samen (het wordt plat) en wordt de borstkas groter. De longen zuigen dan lucht aan.
Bij uitademing ontspant het middenrif en wordt het boller. De borstkas wordt dan kleiner en er wordt lucht uitgeademd.
Er stroomt bloed rond de kleinste vertakkingen van de longen, de longblaasjes. Zuurstof gaat van de longblaasjes naar het bloed.
Het water komt de bek in en stroomt langs de kieuwen de bek weer uit.
Ademhaling bij sponzen, holtedieren en wormen
Sponzen, holtedieren en wormen halen adem door hun huid. Je spreekt daarom van huidademhaling.
Ademhaling bij insecten
Insecten halen adem door kleine gaatjes in hun lichaam.
Ademhaling bij vissen
Vissen halen zuurstof uit het water. Dat doen ze met behulp van kieuwen. De meeste vissen laten het water langs hun kieuwen stromen door hun kieuwdeksels te bewegen.
Dit zorgt voor een continue waterstroom door de kieuwen. De kieuwen halen de zuurstof uit het water en geven het door aan het bloed.
Ademhaling bij amfibieën
Amfibieën zoals kikkers en salamanders hebben een heel dunne huid. Door die huid kan zuurstof rechtstreeks naar het bloed.
Ademhaling bij reptielen
Reptielen hebben een dikke huid. Daardoor kunnen ze niet via de huid ademhalen.
Omdat reptielen meestal op het land leven, hebben ze ook niet veel aan kieuwen. Reptielen nemen zuurstof op met hun longen.
Door het vergroten van de borstkas wordt lucht aangezogen. De longen geven de zuurstof uit de lucht aan het bloed af. Door het verkleinen van de borstkas wordt de lucht weer naar buiten geperst. De uitgeademde lucht bevat minder zuurstof.
Ademhaling bij vogels
Vogels verbruiken veel energie en dus ook zuurstof bij het vliegen. Vogels hebben longen die in verbinding staan met luchtzakken. Door het borstbeen en de ribben naar voren te bewegen, worden de luchtzakken groter en zuigen ze lucht aan uit de longen.
Ademhaling bij zoogdieren
Zoogdieren halen adem met longen. Bij de ademhaling gebruiken zoogdieren de borstkas en het middenrif.
Ademhaling bij ééncelligen
De kleinste dieren zijn maar één cel groot. Deze diertjes 'ademen' door het celmembraan. Door het celmembraan nemen ze zuurstof op. Omdat een eencellige snel kan uitdrogen leven deze diertjes altijd op vochtige plaatsen. Ze nemen de zuurstof op uit het water.
Ze kunnen alleen zuurstof uit het water opnemen als de zuurstofconcentratie in het water hoger is dan de zuurstofconcentratie in hun lichaam.