Een dier heeft een verteringsstelsel waarmee het zijn voedsel verteert.
Om het voedsel goed te verteren hebben zoogdieren een gebit. In het gebit zijn verschillende tanden en kiezen met elk hun eigen functie.
Na vertering kunnen de voedingsstoffen gemakkelijker in het bloed worden opgenomen. De voedingsstoffen komen zo bij alle cellen in het lichaam. In de cellen vindt verbranding plaats. Bij verbranding komt energie vrij. Door te eten krijgt een dier dus energie. Een dier kan zo bewegen, waarnemen, enzovoort.