Stekken
Bij stekken snijd je een takje af en zet het takje in de grond of in het water. Na een tijdje groeien er worteltjes aan.
Stekken
Bij stekken snijd je een takje af en zet het takje in de grond of in het water. Na een tijdje groeien er worteltjes aan.
Klonen
Klonen is een techniek waarbij je één cel of een groepje cellen uit een plant haalt. Daarna plaats je de cellen op een speciale voedingsbodem. Als je de cellen en de voedingsbodem op de juiste manier behandelt, ontstaat er een nieuw plantje.
Om de winter door te komen maken tulpen bollen. Een bol is eigenlijk een ondergrondse voorraadschuur. In een bol zit een eindknop, die weer kan uitgroeien tot een nieuwe plant. Maar in de bol zitten ook zijknoppen, zodat er uit één bol meerdere planten kunnen ontstaan.
De aardappel is een stengelknol. Een deel van de stengel bevindt zich onder de grond en wordt wortelstok genoemd.
De wortelstok is verdikt door de opslag van voedsel. Uit de wortelstok groeien steeds nieuwe planten.
Bestuiving
Stuifmeelkorrels kunnen bijvoorbeeld door insecten of door de wind van de meeldraad op de stempel terecht komen. Als dat gebeurt spreek je van bestuiving.
Bevruchting
Een stuifmeelkorrel kan uitgroeien tot een stuifmeelbuis. Deze buis gaat door de stempel en de stijl via een opening in het zaadbeginsel naar de eicel. Als de kernen van de eicel en de stuifmeelkorrel versmelten, spreek je van bevruchting.
Eénslachtig of tweeslachtig
Sommige bloemen hebben zowel stampers als meeldraden. Deze bloemen zijn zowel mannelijk als vrouwelijk. Ze zijn tweeslachtig.
Er zijn ook bloemen die alleen stampers hebben of alleen meeldraden. Deze bloemen zijn éénslachtig.
Bij ongeslachtelijke voortplanting bij planten ontstaat uit een ouderplant een nieuwe plant zonder dat er bevruchting is geweest.
Een cel (of een aantal cellen) van de ouderplant groeit dan uit (door veel celdelingen) tot een nieuwe plant.
Voorbeelden van planten die zich ongeslachtelijk voortplanten zijn de aardappel en tulpen.
Sommige planten zijn geliefd omdat ze heel mooi zijn of juist heel lekker smaken. Ongeslachtelijke voortplanting levert nakomelingen op die nét zo mooi zijn of net zo lekker smaken als de ouderplant.
In de land- en tuinbouw werkt men daarom veel met ongeslachtelijke voortplanting. Voorbeelden van ongeslachtelijke voortplanting zijn stekken en klonen.
Bloemen dienen voor geslachtelijke voortplanting van zaadplanten.
Veel bloemen bestaan uit een vrouwelijk deel (stamper) én een mannelijk deel (meeldraad met stuifmeelkorrels).
Voor geslachtelijke voortplanting is bestuiving en bevruchting nodig.
Na de bevruchting kan elk zaadbeginsel zich ontwikkelen tot een zaad; uit elke bevruchte eicel groeit een kiempje.
Het vruchtbeginsel vormt de vrucht.