Eiwit
Bonen hebben meer eiwitten dan de meeste andere planten.
Planten Deel 2 - E
Koolhydraten (zetmeel)
Aardappels zijn echte opslagplaatsen voor zetmeel.
Suiker
Elke plant heeft suiker, maar de suikerbiet heeft er erg veel van.
Vitaminen
Planten zitten vol met vitaminen.
Bij een sinaasappel denk je al snel aan vitamine C.
Vet
Elke plant heeft ook vetten.
De cashewnoot heeft erg veel vet.
Katoen wordt gemaakt door katoenplanten.
Katoen is cellulose. Planten hebben een celwand van cellulose.
Van katoen kun je een draad maken en vervolgens bijvoorbeeld kleren.
Om hout te maken heeft een boom glucose nodig. Glucose wordt gemaakt in boombladeren bij de fotosynthese.
Vanuit de bladeren wordt de glucose naar de stam vervoerd. Hier maakt de boom er hout van. Elk jaar wordt er een nieuw laagje hout gemaakt: een jaarring.
Sommige groenten bestaan uit een vrucht, de aubergine bijvoorbeeld. Maar de meeste vruchten noemen we fruit. Vruchten zijn belangrijk bij de voortplanting van planten; ze bevatten over het algemeen veel suikers en vitaminen.
Door de suikers zijn vruchten aantrekkelijk voor veel dieren. Dieren eten de vruchten op en poepen de zaden dan weer uit en zorgen zo voor de verspreiding van zaden. Voor de mens is fruit vooral gezond en lekker.
Planten zijn voor de mens een belangrijke voedingsbron. Planten voorzien ons bijvoorbeeld van groenten en fruit.
Groenten zijn bladeren, stengels, bloemen en wortels die je kunt eten. De belangrijkste voedingstoffen van groenten zijn vitamines en mineralen. Maar sommige groenten zijn ook zeer voedzaam, denk maar aan de aardappel. Groenten hebben meestal weinig vet.
Noten zijn droge vruchten met een harde of houtachtige wand en met weinig vruchtvlees.
Ze bevatten meestal een zaad. Dit is bijvoorbeeld zo bij beukennootjes, eikels en hazelnoten. Een hazelnoot is dus een vrucht met zeer weinig vruchtvlees, eigenlijk een zaad met een hoesje.
De hazelnoten groeien aan de hazelaar.
Ook zaden zoals walnoten, pecannoten, paranoten, pistachenoten en cashewnoten rekenen we vaak tot de noten. Noten groeien aan een boom.
Pinda’s lijken op noten, maar zijn het niet. Pinda’s behoren tot de peulvruchten, net als sperziebonen. Alleen gebeurt er iets bijzonders na de bevruchting van de bloem. De stengel met de peul die ontstaat wordt steeds langer en groeit richting de grond. De peul met de pinda’s rijpt dan onder de grond.
Noten en pinda’s bevatten veel vetten en eiwitten.
Naast voedsel leveren planten ook grondstoffen voor het maken van allerlei producten.
Voorbeelden van dat soort grondstoffen zijn hout en katoen.
Een plant maakt allerlei belangrijke voedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten (zetmeel) en vetten.
Ook bevatten planten nuttige vitaminen en mineralen en bestaan ze uit voedingsvezels. Deze vezels zijn belangrijk voor een goede darmwerking