Bijbal
In de balzak liggen de twee teelballen.
In de teelballen worden zaadcellen gemaakt. Hormonen bevorderen de productie van zaadcellen.
Bijbal
In de balzak liggen de twee teelballen.
In de teelballen worden zaadcellen gemaakt. Hormonen bevorderen de productie van zaadcellen.
Vanaf de zaadballen lopen de zaadleiders naar boven. Ze passeren hierbij de zaadblaasjes en de prostaat. Deze maken samen het zaadvocht. Zaadvocht en zaadcellen samen noem je sperma.
Zaadblaasjes
Een zaadblaasje scheidt zaadvocht af.
Teelbal (testes)
In de teelballen worden zaadcellen en geslachtshormonen gemaakt. Geslachtshormonen hebben invloed op het seksuele gedrag. Ze stimuleren de vorming van zaadcellen. Ook beïnvloeden ze de secundaire geslachtskenmerken bij een man, zoals baardgroei en de groei van spieren.
Voorhuid
Huidplooi die de penis beschermt. In de voorhuid liggen kliertjes die slijm maken. De voorhuid kan daardoor makkelijk over de eikel bewegen. Bij een besnijdenis wordt de voorhuid weggehaald.
Urinebuis
Buis waardoor urine en sperma het lichaam verlaten. De urinebuis loopt tussen de zwellichamen door. De zaadleiders monden uit in de urinebuis.
Zaadleider
Vanaf de zaadballen lopen de zaadleiders naar boven.
Ze passeren hierbij de zaadblaasjes en de prostaat. Deze maken samen het zaadvocht. Zaadvocht en zaadcellen samen noem je sperma.
Urineblaas
Blaas waarin de urine tijdelijk wordt opgeslagen.
De urine wordt gevormd in de nieren.
Een zaadlozing bestaat gemiddeld uit 3 ml sperma.
Daarin zitten tussen de 60 en 150 miljoen zaadcellen.
In de teelballen worden per dag miljoenen zaadcellen gemaakt. De zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen. Bij een erectie lopen de zwellichamen vol met bloed. De penis wordt dan stijf.
Urinebuis
Buis waardoor de urine het lichaam verlaat.
Baarmoeder
De baarmoeder is zo groot als een kleine vuist. De wand van de baarmoeder bestaat uit spieren plus een slijmlaag. De baarmoeder is hol. De holte staat in verbinding met de vagina (schede). In de baarmoeder kan een bevruchte eicel ofwel zygote uitgroeien tot een baby.
Eileider
Het begin van de eileider is de eitrechter. De eitrechter lijkt een beetje op een hand. Bij de eisprong ofwel ovulatie komt de eicel in de eileider.
Eierstok
De twee eierstokken of ovaria zijn ongeveer zo groot als een golfbal. In de eierstok liggen vanaf de geboorte de nog onrijpe eicellen. Bij meisjes vanaf ongeveer elf jaar wordt er elke maand een eicel rijp.
Vagina (schede)
De vagina (schede) verbindt de baarmoeder met de buitenwereld. De vagina is het geboortekanaal waardoor de baby geboren kan worden.
Een eventuele bevruchting van de eicel door een zaadcel vindt plaats in de eileider.
De eileider sluit aan op de baarmoeder.
De baarmoederwand bestaat uit spieren plus een slijmlaag: het baarmoederslijmvlies.
Mannelijke secundaire geslachtskenmerken
Bij een jongen worden de botten en spieren zwaarder. Zijn stem wordt lager door een vergroting van het strottenhoofd (adamsappel).
De stembanden worden langer en de stem klinkt daardoor zwaarder (‘baard in de keel’). Zijn baard gaat groeien en hij krijgt haargroei rond de geslachtorganen, op zijn borst en onder zijn oksels.
Vrouwelijke secundaire geslachtskenmerken
Bij een meisje beginnen de borsten zich te ontwikkelen.
De heupen worden bredere en er ontstaat een dikkere onderhuidse vetlaag. Ze krijgt haar rond de geslachtsorganen en in de oksels.
In de eierstokken worden de vrouwelijke geslachtshormonen oestrogeen en progesteron gevormd.
Oestrogeen stimuleert de rijping van eicellen in de eierstokken en beïnvloedt ook de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken.
Progesteron is belangrijk tijdens de zwangerschap en wordt ook wel het zwangerschapshormoon genoemd.
Het mannelijk geslachtshormoon is testosteron en wordt gevormd in de teelballen.
In de puberteit worden de verschillen tussen jongens en meisjes groter: jongens worden mannen en meisjes worden vrouwen. De vorm en het uiterlijk van het lichaam verandert. Deze secundaire geslachtskenmerken ontstaan onder invloed van hormonen.
Balzak
In de balzak liggen de twee teelballen. In de teelballen worden zaadcellen gemaakt. Hormonen bevorderen de productie van zaadcellen.
Zwellichaam
Bij een erectie lopen de zwellichamen vol met bloed. De penis wordt dan stijf.
Eikel
Punt van de penis met een dunne gladde huid die gevoelig is voor seksuele prikkels.
Bij de zaadlozing persen de bijballen zaadcellen de zaadleider in. Prostaat en zaadblaasjes voegen zaadvocht toe. Zaadcellen en zaadvocht samen noem je sperma. Het sperma gaat door de zaadleider en vervolgens door de urinebuis. De urinebuis loopt tussen de zwellichamen door. Uiteindelijk spuit het sperma uit de penis.
Aan de buitenkant heeft een vrouw schaamlippen, de binnenste en de buitenste (kleine en grote), de clitoris (kittelaar), de plasbuisopening en de vagina.
Bij meisjes vanaf ongeveer elf jaar rijpt er in de eierstokken elke maand één eicel. Bij de eisprong ofwel ovulatie komt de eicel in de eileider.
De geslachtskenmerken die een jongen of een meisje bij hun geboorte hebben meegekregen noem je de primaire geslachtskenmerken.
In de puberteit verandert het uiterlijk van jongens en meisjes.
De mannelijke en vrouwelijke kenmerken die je dan krijgt, zijn de secundaire geslachtskenmerken. Dat gebeurt onder invloed van hormonen.
De hypofyse is een hormoonklier in de hersenen. De hypofyse maakt hormonen die de geslachtsorganen stimuleren om geslachtshormonen te produceren. Geslachtshormonen zorgen er onder andere voor dat secundaire geslachtskenmerken zich gaan ontwikkelen.
Bij de geboorte is meestal meteen duidelijk of de baby een jongen of een meisje is. Dat zie je aan de (primaire) geslachtskenmerken.
Zo hebben jongens een penis en meisjes een vagina.