Landschappen

Duinlandschap

Duinlandschap

Als het het over de duinen hebt, heb je het meestal over de zeeduinen. Maar naast de zeeduinen zijn er ook nog rivierduinen.

De zeeduinen bestaan uit zand dat door de wind is opgewaaid tot heuvels. De duinen vormen samen met het strand en de in de zee liggende zandplaten het duinlandschap.

De duinstrook dicht bij de zee wordt wel de 'jonge duinen' genoemd. De jonge duinen zijn steeds in ontwikkeling. Door de wind en het water veranderen de jonge duinen van vorm.

De 'oude duinen' liggen meer landinwaarts. Ze zijn zo'n 5000 jaar geleden ontstaan. In die periode lag een deel van het westen en noorden van Nederland onder water. 

De "Keukenhof" is een soort reservaat van oude duinen.

Rivierkleilandschap

Rivierkleilandschap

Het rivierkleilandschap omvat de stroomgebieden van de Maas, de Rijn, de Lek, de Waal en de IJssel.

Het rivierenlandschap is gevormd door het stromende water van de rivieren. Het water vervoert klei, zand en grind. De volgorde wordt bepaald door stroomsnelheid: eerst grind (midden Limburg), later zand en klei. Komt het water tot rust dan zinken deze materialen naar de bodem, de bedding van de rivier. Dit bezinken wordt ook wel sedimentatie genoemd.

De oeverwallen zijn de gebieden die evenwijdig aan de rivier lopen. Op deze oeverwallen liggen de rivierdijken. de zomerdijk functioneert als dijk in de zomer (weinig waterafvoer doordat er veel water verdampt), in voorjaar en winter is er meer waterafvoer en kan het water over de lage zomerdijk stromen. Dan moet de winterdijk voorkomen dat het achterliggende land overstroomt. De uiterwaarden (gebied tussen rivierloop en de dijk) en veelal oude dorpjes. Kommen zijn de laagtes achter de oeverwallen. Het zijn vlakke stukken land die drassig zijn. Ze hebben een kleiige bodem.

Heuvellandschap of lösslandschap

Heuvellandschap of lösslandschap

Het heuvelland ligt in Zuid-Limburg. Het landschap kenmerkt zich door een voor Nederlandse begrippen sterk reliëf. De hoogte varieert tusen 60 en 321 boven NAP. Het hoogste punt is de Vaalserberg.

Het Limburgse heuvellandschap wordt doorsneden door rivier- en beekdalen. Het is een afwisselend landschap met dorpjes, bossen, boomgaarden, hoeves, akkers, tuinbouwgrond en weilanden. 

Kenmerkend voor het landschap zijn de holle wegen die zijn ontstaan door erosie in de zachte ondergrond.

Het stuifklei dat na de laatste ijstijd in Zuid-Limburg werd afgezet had een andere samenstelling dan het zand dat in de rest van Nederland werd afgezet. Het wordt löss genoemd en is rijk aan voedingsstoffen en daarom zeer geschikt voor landbouw. Je spreekt daarom ook wel van lösslandschap.

Veenlandschap

Veenlandschap

Het veenlandschap wordt onderveeld laagveengebieden en hoogveengebieden. 

Laagveengebieden vind je in Noord- en Zuid-Holland, Utrecht, Overijssel. Hoogveengebieden in Oost-Groningen en Drenthe.

Ruim 1000 jaar geleden had je in Nederland veel veenmoerassen. In deze moerassen ontstond veen. Veen bestaat uit halfverteerde plantenresten.

De veengebieden bleven lange tijd onaangeroerd. Het veengebied was nat en onbegaanbaar en het stikte er van de muggen. Vanaf het jaar 1100 ging men de veenmoerassen ontginnen.

De turf die werd gewonnen werd als brandstof gebruikt. Waar in laagveengebieden veen werd weggehaald ontstonden meren. Sommige zijn later weer drooggelegd (droogmakerijen), andere bestaan nog. De veengebieden die nu nog over zijn worden tegenwoordig vooral als weide- of hooiland gebruikt.

Zeekleilandschap

Zeekleilandschap

Het zeekleilandschap is te vinden in grote delen van het laagland van Noord- en West-Nederland. Het zeekleilandschap begint achter de duinen en loopt tientallen kilometers landinwaarts.

Het zeekleilandschap is vlak en open. Op de kleigronden vindt vaak grootschalige landbouw plaats. De grond is namelijk erg voedselrijk, houdt lang water vast en levert daarom grote opbrengsten per hectare op.

Zoals de naam al aangeeft is het zeekleilandschap gevormd door de zee. De vorming begon na de laatste ijstijd toen een groot deel van Noord- en West-Nederland onder water kwam te staan door het smelten van de landijskappen.

Zandlandschap

Zandlandschap

Het zandlandschap beslaat grote delen van het noorden, midden en zuiden van Nederland. Het zandgebied in het noorden is een vrij laag, glooiend gebied met op enkele plekken heuvels, zoals de Hondsrug in Drenthe.

Het zandgebied in het midden kent meer reliëf. Hier liggen de stuwwallen van de Veluwe en de Utrechtse heuvelrug. In de voorlaatste ijstijd zijn deze heuvelruggen ontstaan. De grondlagen werden onder het landijs opzij gedrukt en over elkaar heen geschoven.

Tussen deze stuwwallen liggen vlakkere gebieden met dekzand aan de oppervlakte. Dit dekzand werd tijdens de laatste ijstijd door poolwinden aangevoerd vanaf de bodem van de Noordzee.

Het zuidelijk zandgebied is nagenoeg vlak. Lokaal komen stuifzandgebieden voor. De Drunense Duinen is daar een mooi voorbeeld van.

Duinlandschap Rivierkleilandschap Heuvellandschap of lösslandschap Veenlandschap Zeekleilandschap Zandlandschap add close

add close

add close

Oeverwallen

Duinlandschap Rivierkleilandschap Heuvellandschap of lösslandschap Veenlandschap Zeekleilandschap Zandlandschap Duinlandschap Rivierkleilandschap Heuvellandschap of lösslandschap Veenlandschap Zeekleilandschap Zandlandschap add close

add close

Duinlandschap Rivierkleilandschap Heuvellandschap of lösslandschap Veenlandschap Zeekleilandschap Zandlandschap add close

Duinlandschap Rivierkleilandschap Heuvellandschap of lösslandschap Veenlandschap Zeekleilandschap Zandlandschap add close

Duinlandschap Rivierkleilandschap Heuvellandschap of lösslandschap Veenlandschap Zeekleilandschap Zandlandschap Regionale verschillen

Regionale verschillen

Tussen regio's zijn er duidelijke verschillen die samenhangen met de bodemvruchtbaarheid.

Veel akkerbouw is te vinden op de vruchtbare kleigronden langs de kust van Friesland en Groningen, in de IJsselmeerpolders, op de Zuid-Hollandse eilanden, in Zeeland en in het westen van Noord-Brabant.

Melkveehouderij is te vinden op de minder vruchtbare klei- en veengronden van het Friese weidegebied, het Groene Hart en West-Friesland.

Bollenteelt vindt plaats op de geestgronden achter de Noord-Hollandse en Zuid-Hollandse duinen, maar ook op de kleigronden rond Den Helder en Enkhuizen. De snelste groei van bollenteelt vindt plaats in Flevoland

Glastuinbouw heeft zijn grootste concentratie in het Westland.

Agrarisch gebruik

Agrarisch gebruik

De agrarische sector is in Nederland nog steeds de grootste grondgebruiker. In 2010 is  twee derde deel van het landoppervlak in gebruik als agrarisch terrein. Agrarisch terrein is terrein dat in gebruik is voor landbouw en tuinbouw. Je moet dan denken aan:

- Natuurlijk grasland (o.a. dijken, uiterwaarden).

- Grasland voor veeteelt (hooi- en weiland).

- Gebieden voor akkerbouw- en tuinbouwgewassen.

Het aandeel grasland neemt sinds 1980 af, maar blijft veruit het grootst.

Regionale verschillen Agrarisch gebruik Regionale verschillen Agrarisch gebruik Natuurlandschap

In Nederland kom je verschillende landschappen tegen.

Cultuurlandschap

Bodemgebruik

Op de kaart hiernaast zie je het bodemgebruik van Nederland in 2010. Meer dan 80% van het landoppervlakte is in gebruik voor bijvoorbeeld landbouw, bos en recreatie (groene ruimte). De rest is rode ruimte (infrastructuur, woonterrein, bouwterrein, industriegebied, haven en overig bebouwd). Op de kaart is duidelijk te zien dat in het westen meer bebouwing aanwezig is dan in het oosten en het noorden. De Veluwe springt in het oog met haar concentratie van natuur.

Een definitie van een landschap is:

"Een landschap is een gebied waarvan het karakter wordt bepaald door de natuur en door menselijke factoren."

Landschappen kun je onderverdelen in:

Natuurlandschap: geen of weinig menselijke invloed. Natuurlandschap ordent zichzelf. Er is geen infrastructuur en er zijn geen kunstmatige of door mensen aangelegde perceelscheidingen. Tevens is er geen ontwatering.

Cultuurlandschap: er zijn duidelijke sporen van menselijke activiteit waar te nemen. Tot het cultuurlandschap behoort het land dat door boeren wordt bewerkt, maar ook het stedelijk landschap. In Nederland behoort zo goed als elke vierkante meter tot het cultuurlandschap, met als uitzondering de Waddenzee. Maar ook in cultuurlandschap kom je natuurlijke elementen tegen. Op veel plaatsen vestigen zich bijvoorbeeld spontaan planten en dieren.