Een scharniergewricht kan buigen en strekken. Bijvoorbeeld de gewrichten tussen je vingerkootjes of je knie.
Blessures deel 4
Bij een rolgewricht kan het ene botstuk om het andere draaien. Bijvoorbeeld bij het spaakbeen en de ellepijp in je arm.
Bij de schouder vind je een kogelgewricht. Je kunt dat gewricht alle kanten opdraaien.
Naadverbindingen
De schedel is een dichte doos.
De botten zitten met naden aan elkaar vast. Een naadverbinding is stevig.
Kraakbeenverbindingen
Tussen de wervels zitten kraakbeenschijven. Hierdoor is de rug geen starre pijp, maar kan hij soepel bewegen.
Vergroeide botten
Onderaan de rug, aan het uiteinde van de wervelkolom, zit het heiligbeen. Het heiligbeen bestaat uit vergroeide botten.
Verbindingen door gewrichten
De botverbindingen die beweging mogelijk maken, zijn verbindingen met gewrichten.
Een gewricht bestaat uit twee losse botten. Een deel is de gewrichtskom, het andere de gewrichtskogel. Beide onderdelen zijn bedekt door een laagje kraakbeen. Dat kraakbeenlaagje beschermt de botten tegen slijtage en zorgt ervoor dat de botten soepel kunnen bewegen.
De botten zitten met een gewrichtskapsel aan elkaar vast.
In het gewricht zit gewrichtssmeer. Daardoor kan het gewricht soepel bewegen. Sommige gewrichten hebben ook nog stevige kapselbanden om het gewricht op de plaats te houden.
Botten kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden zijn.
Je kunt drie type gewrichten onderscheiden:
- een kogelgewricht,
- een rolgewricht,
- een scharniergewricht.
Botten kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden zijn. Er zijn vier soorten beenverbindingen:
- door gewrichten,
- door naadverbindingen,
- door vergroeiingen,
- door kraakbeenverbindingen.