Blessures deel 5

Zoom in Zoom in

Your HTML text

add close

**Armtrekspier (triceps)
**Als de armstrekspier zich uitrekt, wordt de arm omhoog getrokken.

add close

**Armbuigspier (biceps)
**Als de armbuigspier zich samentrekt, wordt de arm omhoog getrokken. De spier wordt korter. Als de armbuigspier samentrekt, wordt de armstrekspier uitgerekt.

add close

**Armstrekspier (tripeps)
**Als de armtrekspier zich samentrekt, wordt de arm gestrekt.

add close

**Armbuigspier (biceps)
**Bij een gestrekte arm ontspant de armbuigspier zich. De armbuigspier wordt uitgerekt. Als de armbuigspier wordt uitgerekt, trekt de armstrekspier samen

add close

**Hielbeen
**Het hielbeen wordt naar boven getrokken als de kuitspier zich samentrekt.

add close

Aanhechtingsplaats
Plaats waar een pees aan het bot vast zit.

add close

**Pees
**Pezen bevestigen een spier aan de beenderen. Pezen zijn niet elastisch en kunnen niet samentrekken.

add close

**Kuitspier
**De kuitspier trekt samen als je je voet optilt.
De afstand tussen de twee aanhechtingsplaatsen wordt kleiner. Hierdoor wordt het hielbeen naar boven getrokken.

add close

**Aanhechtingsplaats
**De aanhechtingsplaats is de plaats waar een pees aan het bot vast zit.

add close

Witte spiervezels werken snel en kunnen meer kracht leveren dan rode spiervezels. Alleen kunnen ze dat maar heel kort volhouden doordat ze minder bloedvaten en myoglobine bevatten dan rode spiervezels.

add close

Rode spiervezels kunnen langere tijd samentrekken zonder moe te worden. De kracht die rode spiervezels kunnen leveren is minder groot dan witte spiervezels.

add close

Uitloper bewegingszenuwcel
Via bewegingszenuwcellen worden impulsen naar de spieren gestuurd.
De impulsen kunnen de spier 'aan het werk' zetten.

add close

Spieren en pezen
Spieren maken bewegingen mogelijk. Spieren zitten met pezen aan beenderen vast. Pezen zelf zijn samentrekbaar. 
De plaats waar een pees aan een bot vastzit, heet de aanhechtingsplaats.

add close

Spierschede, spierbundel en spiervezel
Een samensmelting van veel spiercellen noem je een spiervezel. Een aantal spiervezels samen noem je een spierbundel. Om een aantal spierbundels zit stevig bindweefsel: de spierschede.

Spieren Armspieren

Een spier kan zich samentrekken.
Als een spier zich samentrekt, wordt hij korter. De botten waar de spier aan vast zit, worden naar elkaar toe getrokken. Zo komt een beweging tot stand.

Als de armbuigspier (biceps) samentrekt, wordt de onderarm omhoog getrokken. De arm wordt dan gebogen. Als de armstrekspier (triceps) samentrekt, strekt de arm zich. 

Spieren waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft, noem je antagonisten. Dit principe heet antagonisme.

Beenspieren

Als de kuitspier samentrekt, wordt de afstand van hielbeen tot dijbeen kleiner. Het hielbeen wordt naar boven getrokken. 

Door spieren te trainen, worden ze dikker. De spiermassa neemt dan toe. Hoe meer spiermassa er is, hoe krachtiger de spier kan samentrekken.

Myoglobine

Een marathonloper en een gewichtheffer hebben allebei goed getrainde spieren. Toch zien ze er heel verschillend uit. Dit heeft te maken met het soort spiervezels van deze sporters.
Een marathonloper heeft veel rode spiervezels. Rode spiervezels zijn goed doorbloed en bevatten veel myoglobine. De stof lijkt op hemoglobine en slaat zuurstof op in de spieren.
Een gewichtheffer heeft minder rode bloedvezels, maar meer witte bloedvezels.

Het menselijk lichaam telt meer dan 600 spieren.

Spieren zitten overal, zelfs in de ogen en de huid. Ook het hart is een spier. Al die spieren samen zijn een orgaanstelsel. Je noemt dit het spierstelsel

Veel spieren zorgen, samen met het skelet (beenderenstelsel) en het zenuwstelsel, ervoor dat je kunt bewegen. Andere spieren zijn betrokken bij bijvoorbeeld de ademhaling, de hartslag en de spijsvertering.