Planten DEEL 2 - F

add close

Aanpassingen aan droge gebieden

In woestijn regent het niet vaak. Cactussen en vetplanten kunnen in een woestijn overleven omdat ze water opslaan in hun stengels of bladeren. Vetplanten hebben ook weinig en kleine huidmondjes, waardoor ze minder water verdampen.

Een andere manier voor planten om in een droge gebieden te kunnen leven, is het hebben van veel wortels die een groot oppervlakte innemen. Als het grondwater diep zit, zijn veel en lange wortels nodig.

add close

Aanpassingen aan natte gebieden

Moerasplanten, zoals riet, staan met hun wortels in de modder. In de modder is weinig zuurstof. Moerasplanten hebben daarom luchtkanalen die zuurstof naar de wortels kunnen brengen.

add close

Echte waterplanten, zoals waterpest, gebruiken hun wortels allen om zich vast te houden. Ze nemen water en koolstofdioxide op met hun bladeren.

add close

Aanpassingen aan weinig licht

Om te kunnen groeien heeft een plant licht nodig. Staat een plant in de schaduw van bijvoorbeeld een boom dan kan het zijn dat de plant te weinig licht krijgt. Sommige planten passen zich aan door sneller te groeien. Klimplanten trekken zich bijvoorbeeld op aan bomen of aan muren om licht op te kunnen vangen.

Planten en hun omgeving

Elke plant heeft een aantal dingen nodig om te overleven. Hij moet water en mineralen opnemen uit de bodem en koolstofdioxide uit de lucht.

 Ook heeft hij voldoende licht nodig voor de fotosynthese. Niet altijd zijn deze dingen in voldoende mate aanwezig.

Rotate your tablet/phone for the best view.