De wortels nemen water op.
Water gaat via houtvaten naar de bladeren.
Planten DEEL 2 - A
Voor de fotosynthese zijn koolstofdioxide en zonlicht nodig.
Bij fotosynthese ontstaan zuurstof en glucose.
Fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels in de bladeren.
In de bladeren liggen de huidmondjes.
Via de huidmondjes gaat koolstofdioxide het blad in en zuurstof het blad uit.
Fotosynthese is een proces dat plaatsvindt in de groene delen van de plant, vooral in de bladeren.
Bij dit proces zetten planten water en koolstofdioxide met behulp van zonlicht om in glucose en zuurstof.
De bladeren nemen via de huidmondjes koolstofdioxide op uit de lucht. De wortelharen nemen water (en mineralen) op, dat via de wortels en stengels naar de bladeren wordt vervoerd. In de bladeren wordt van koolstofdioxide en water glucose gemaakt. Glucose is een soort suiker. Glucose wordt in de cellen van de bladeren direct omgezet in zetmeel.
Zonlicht levert de energie die nodig is voor de fotosynthese. Het zonlicht wordt opgevangen door het bladgroen in de bladeren. Bij de fotosynthese ontstaat ook zuurstof. Zuurstof verlaat het blad weer door de huidmondjes.
De fotosynthese is een belangrijke voorwaarde voor het bestaan op aarde; zonder zuurstof is immers geen leven mogelijk.